In Hoor, de vijfde dichtbundel van Peter van Lier, legt de dichter zijn oor te luisteren. Niet alleen in tijden van crisis strijdt de mens tegen gevoelens van zinloosheid en wanhoop, maar ook in de routine van het alledaagse leven. Van Lier ziet routine niet als een teken van afstomping, maar als een bewonderenswaardig ontwikkelde levenshouding. De gedichten laten zien hoe mensen zich in gedrag en door specifiek taalgebruik staande weten te houden. Flarden van gesprekken zijn deze poëzie binnengedrongen om te getuigen van een innemende weerbaarheid. Ontluistering ligt op de loer, altijd en overal, maar waarop is de mens gericht? Het antwoord is even verbluffend als eenvoudig: 'Iets lekkers, iets luchtigs.'
[Verkrijgbaar in de boekhandel of via uitgeverij Van Oorschot]
Over deze bundel schreven: Erik Lindner, Camiel Hamans, Peter le Nobel, T. van Deel, Erik Menkveld, Paul Demets en Jasper Henderson.
_____
Twee gedichten uit Hoor:
MIDDAGJE UIT
Ergens buiten de bebouwde kom kraakt een vrouw
haar man dermate af
dat
voor het einde van de verbintenis
moet worden gevreesd,
maar
na de onherroepelijke adempauze weer in de gezinsauto met ruime
mogelijkheden plaatsgenomen, besluit het kind nog
op
de B-weg voorzichtig een eerste woord over
eten te laten klinken, kennelijk
zo goed geplaatst,
dat
zelfs de hond op de achterbank,
opgelucht en wel, glimlachend huiswaarts lijkt te keren.
_____
Bij het ter ore komen
van
winden uit de
verkeerde hoek, hoe die je
verkleumen tot op het bot; met ome Aries woorden: 'Het
huis is rot: achter het
huis ligt de
stort.'